BACK | VIA EGNATIA FOUNDATION BIBLIOGRAPHY |
author | Mazower, Mark |
title | De Balkan. Een geschiedenis |
year | 2002 |
location | Amsterdam |
publisher | De Bezige Bij |
ISBN 13 | 9780375727382 |
description | De historicus Mark Mazower laat in dit boek zien waar de journalist Noel Barber tekortschoot in zijn bijziende boek over de Ottomaanse sultans. Dat het Ottomaanse Rijk instortte, komt uiteraard niet alleen door een dynastie van vadsige sultans. Ook het feit dat de Turken in de negentiende eeuw de aansluiting met het liberale gedachtengoed misten, en de daaruit voortspruitende industrialisatie-tendens, deed het Rijk steeds zwakker voor de dag komen. Zwakker in confrontatie met de twee voornaamste mogendheden die territoriale ambities hadden op de Balkan, Oostenrijk en Rusland, met de mogendheid die het dreigende machtsonevenwicht met lede ogen aanzag, Engeland, en met de mogendheid die eventjes wist te bemiddelen, Duitsland. Het Ottomaanse Rijk voerde een centralistische economische politiek, zonder veel ruimte voor privébezit en kapitaalsuitbreiding, en die was niet aangepast aan de nieuwe tijd. Het boek van Mazower is echter vooral belangrijk om de minder recente geschiedenis te leren kennen van de Balkan - een gebied dat nog geen twee decennia geleden Europa eraan herinnerde dat oorlog en internationale brandhaarden niet voorgoed van dit continent verdwenen zijn. Overigens is 'Balkan' een betrekkelijk nieuwe term om Zuidoost-Europa mee aan te duiden, en alle vooroordelen die eraan vasthangen. Want over het ontkrachten van romantische vooroordelen - het beschaafde West-Europa versus het barbaarsere, aan Azië palende Zuidoost-Europa - gaat dit boek. De belangrijkste les die Mazower ons wil leren is dat echt de grote etnische spanningen en het gefrustreerde nationaal bewustzijn op de Balkan fenomenen van recente datum zijn. Onder de Ottomaanse heersers betekenden linguïstisch, raciale en religieuze verschillen immers weinig. Maar dat wordt snel vergeten, omdat patriottistische historici en opiniemakers de Turkse periode graag vergeten om het snel te kunnen hebben over de christelijke worstels van hun natie. Maar het Ottomaanse Rijk was geen 'donkere periode'. Onderworpen volkeren bleven Grieks, Albanees of een Slavische taal praten. In het Rijk had de boerenstand vaak minder te vrezen dan van hun vorige onderdrukkers uit Pruisen, Hongarije en Rusland. Orthodoxe christenen werden humaner behandeld door de Turken dan door katholieke invasielegers. Vele vooraanstaande Griekse en Servische families bekeerden zich probleemloos tot de islam en gingen deel uitmaken van de Ottomaanse elite. Christenen, moslims en joden leefden naast elkaar, hoewel niet-moslims tweederangsburgers waren en meer belastingen betaalden. In de praktijk liepen de drie monotheïstische godsdiensten zelfs behoorlijk in elkaar over. Het leven was onzeker en onveilig in de Ottomaanse provincie; elke bescherming van bovenaf was welkom. En etnische trots? Toen na het ontstaan van de nieuwe naties op de Balkan christelijke boerenjongens werd gevraagd naar hun Servische, Bulgaarse of Griekse voorvaderen, betekenden die termen weinig voor hen. Het waren christenen geweest, die voorvaderen, géén Turken, dat was het belangrijkste. Het meest complexe hoofdstuk van De Balkan is Mazowers beschrijving van de natievorming op de Balkan, die de hele 'lange negentiende eeuw' (1789-1914) zou duren. De verlichte ideeén uit Frankrijk - het West-Europese land dat altijd al de nauwste banden had met het Ottomaanse Rijk - deden minderheden nadenken over autonomie en jaagden nationalistische gevoelens aan, zéker in tijden van socio-economische mistoestanden (wat iets anders is dan religieuze, linguïstisch of etnische mistoestanden!). Na verschillende vrijheidsoorlogen en met behulp van de grote mogendheden (die de manier waarop het Ottomaanse Rijk uiteenviel wilden controleren) werden nieuwe staten werden geboren. In 1923 was de zogenaamde Oosterse kwestie opgelost. Het is overigens een zegen dat Mazower tendensen zoekt in dit hoofdstuk, en niet de wordingsgeschiedenis van elk land van naadje tot draadje beschrijft. Na de onafhankelijkheid diende zich een nieuw probleem aan: irredentisme. Etnische grenzen vielen immers niet samen met staatsgrenzen. Grote etnische minderheden in de nieuwe staten gingen zich identificeren met hun bloedbroeders over de grenzen. De overkoepelende communistische invloed in Oost-Europa en de Balkan (niet in Griekenland) verlichtte deze etnische spanningen enkele decennia. Maar na de neergang van het communisme staken die problemen weer de kop op. Meest beruchte voorbeeld: het Joegoslavië na Tito, met de zucht naar Servische overheersing van Milosevic. In zijn laatste bladzijden verdedigt Mazower overtuigend de stelling dat er niet zoiets bestaat als wreedheid die inherent zou zijn aan de Balkan, en dat etnische zuiveringen zeker geen Zuidoost-Europese uitvinding zijn. Nationalisme, en alle ellende die ermee samenhangt, blijkt, als je dit boek van Mazower hebt uitgelezen, duidelijk een westers importartikel. |